vrijdag 3 februari 2012

Winter!

Sinds twee weken zit ik noodgedwongen thuis. Door een ongelukkig 'slippertje' ging mijn linkerarm uit de kom. Een pijnlijke kwestie, maar toen de schouder weer vakkundig op zijn plek was gezet in het ziekenhuis, was het grootste leed geleden. Helaas moet hij voorlopig wel rust hebben in een mitella. Ik kan dus niet veel doen, maar gelukkig is er met mijn benen niets mis. Dus ga ik dagelijks een rondje lopen, met mijn veldkijkertje op zak.
Zo ook vandaag. Ik heb een envelop die op de bus moet. Mooie gelegenheid om even een frisse neus te halen. Fris zal hij zeker worden; het vriest al een aantal dagen flink, en voor vandaag is veel sneeuw voorspeld.
Het heeft wat voeten in de aarde voordat ik winterklaar naar buiten kan: mitella af, fleecevest aan, jas aan, sjaal om, mitella weer om, muts op, laarzen aan en tenslotte handschoenen aan. Met één arm die je met de nodige voorzichtigheid moet behandelen, duurt dit alles allemaal net iets te lang naar mijn zin. Maar goed, ik kan op pad.
Ik besluit richting de wijk Ekenrooi te lopen. Daar staat een brievenbus, en dan kan ik mooi langs de Voorbeeklaan terug. Daar is een watervang, waar soms onverwachte vogels zitten. Ik heb er al eens watersnippen gezien, en afgelopen jaar zaten er enkele koppeltjes wintertalingen, en ook een keer een witgatje.
Helaas, op de dichtgevroren plas is het uitgestorven. Op een opvliegende blauwe reiger en enkele overvliegende kokmeeuwen en zwarte kraaien na. De witte plekken tegen de oever blijken na een snelle blik door de kijker gewoon besneeuwde graspollen te zijn.
Inmiddels valt er wat lichte sneeuw. Met goede moed vervolg ik mijn weg; ik heb "Diepenvoorde" nog voor de boeg. Mijn favoriete natuurgebiedje dat vrijwel in mijn achtertuin ligt. Erdoorheen stroomt het riviertje de Tongelreep. De oevers zijn begroeid met voornamelijk gras, dat kortgehouden wordt door enkele Schotse hooglanders. Verder staan er een paar eiken, en zwarte elzen. De randen van het gebied raken steeds meer begroeid met braamstruiken, rozen, meidoorn en sleedoorn.
In de twee en een half jaar dat ik hier woon, heb ik op Diepenvoorde al heel wat vogels waargenomen. 's Winters foerageren er groepjes putters en sijsjes op de elzen, kaardebollen en distels. In het voorjaar is het telkens weer een verrassing welke zangertjes ik nu weer hoor: zwartkop, bosrietzanger, braamsluiper, tjiftjaf, fitis, spotvogel...het afgelopen jaar heb ik van die laatste zelfs een juveniel mogen zien en horen, een zeker broedgeval dus! In stilte hoop ik dat ik komend voorjaar eindelijk eens een nachtegaal zal treffen. De toenemende begroeiing rondom maakt het voor hem een steeds geschikter gebied. Ook zag ik tijdens de afgelopen voorjaarstrek tapuiten, en een paar keer een paapje. Soorten die je niet elke dag tegenkomt, en al helemaal niet zo vlakbij een woonwijk.
Ik kijk even vanaf de brug over de Tongelreep op het water. De witte 'soep'gans die het gebied bewaakt (en de jonge eenden in het voorjaar) is er, en ook enkele tamme wilde eenden en een paar waterhoentjes. Op de akker rechts vliegt wat klein spul af en aan. Door de kijker zie ik dat het vinken zijn.
Het begint door te sneeuwen, maar dat hindert me niet. Ik ga het houten hek door, het gebiedje in. Ik zie dat de Schotse hooglanders onder het groepje eiken aan de andere kant van het riviertje staan. Veilig voor mij; als ze vlak bij het pad staan, durf ik er meestal niet goed langs te lopen. Ze hebben toch wel heel grote en spitse hoorns!
Ik kijk al lopend naar het ijs aan de rand van de rivier, dat zich al rondom de voet van de elzen gevormd heeft. Daar kwamen zojuist een paar vinken hun dorst lessen. Meteen zie ik vanuit mijn ooghoek een groepje vogels van de grond opvliegen. Aan hun plompe vorm, en wat onhandige vlieggedrag zie ik dat het patrijzen zijn, zeven stuks! "Wauw",  fluister ik. Ze vliegen van me af, om even verderop net achter de oever weer neer te strijken. Ik volg de loop van de rivier, naar de plek waar ik de patrijzen zag landen. Niets te zien, maar ze moeten er nog zitten. Ik bekijk de rondhippende vinken die nog steeds in het aangrenzende weiland foerageren. Onderin mijn kijkerbeeld verschijnen plotseling drie grotere vogels: daar zijn ze weer! Prachtig zijn ze, met hun roodbruine kop, en de donkere hoefijzervormige vlek op hun buik. Eén voor één lopen ze verder de akker op, met de andere vier in hun kielzog. Jammer dat ik slechts mijn kleine kijkertje bij me heb; de grote heeft veel scherper beeld, maar die kan ik met één hand niet hanteren. Desondanks kan ik de patrijzen toch fraai bekijken.
Opgetogen struin ik verder door het gebied. Ik moet goed uitkijken waar ik loop; de grond is ongelijk door opgevroren mols- en koeienhopen. Er vliegen nog wat eenden op uit het water, en een waterhoentje vlucht opgeschrikt de oeverbegroeiing in. Ik hoor een putter ergens in een boom, maar kan hem niet ontdekken.
Ik besluit nog even door het parkje achter mijn straat te lopen, waar ik hoop goudvinken tegen te komen. Vorige winter zag ik ze bijna elke dag; er staan struiken die blijkbaar erg lekkere zaden bevatten. Helaas zijn die er nu al grotendeels af, waarschijnlijk doordat de struiken nog laat gesnoeid zijn. Ik kan dan ook geen goudvinken ontdekken tussen de tientallen kool- en pimpelmezen. Wel een opvliegende kramsvogel, waar ik gisteren ook nog een koperwiek zag. Zij komen op de meidoorn- en Gelderse roos-bessen af.
Door de steeds dichter vallende sneeuwvlokken loop ik terug naar huis, met het voornemen nu toch echt een weblog te gaan aanleggen waar ik mijn belevenissen op kan zetten.

Geen opmerkingen: