Zaterdag 2 juni - Kennismaking
Eindelijk was het zover! Anneke en ik hadden al lang uitgekeken naar onze vogelreis in Schotland. Om 8:45h zouden we vliegen. Om 6:45h moesten we verzamelen op Schiphol, waar Jacob van BirdingBreaks ons zou opwachten met de boardingcards. Dat betekende dus heel vroeg vertrekken thuis.Pap bracht Anneke en mij weg. De autorit verliep voorspoedig, en we waren goed op tijd. We maakten kennis met onze reisgenoten voor de komende acht dagen: Kees, Megteld, Toon en Linda, en de broers Willem en Martin. Een gezellige groep, zou later blijken.
Na inchecken van onze bagage, de nodige paspoort- en tassencontroles, en wachten bij de gate, konden we met enige vertraging aan boord. Een dik uur vliegen later, rond half tien plaatselijke tijd, zetten we voet op Schotse bodem, in Edinburgh. Daar stond Jef al op ons te wachten, die ons de komende week zou rondleiden. Nu ging het echt beginnen.
Vakkundig laadde Jef onze bagage op en voor de achterste stoelen van het gehuurde busje; dat had hij duidelijk vaker gedaan. Eenmaal op weg, vertelde Jef dat het 4 uur rijden was naar ons hotel, maar dat we er de hele dag over zouden doen. We zouden halverwege stoppen bij zijn huis in Kingussie, waar hij de lunchpakketten en thermoskannen zou inladen. In de buurt zouden we picknicken, en onze eerste vogelstops maken.
Onderweg werden we vermaakt met zijn verhalen over Schotland. Ongelofelijk hoeveel hij, ook in de loop van de week, wist te vertellen. Hij vertelde met zoveel passie over zijn land, dat je zou vergeten dat hij Vlaming van geboorte is, en pas enkele jaren in Schotland woont.
Aangekomen in Kingussie, werden we hartelijk ontvangen door Jefs vrouw Marian, die de tassen voor de picknick al klaar had staan. We mochten gebruik maken van het toilet, en na een korte onderbreking konden we weer door. Slechts een kilometer verder, bij Insh Marshes, stopten we voor de lunch. Vanaf een platform keken we over een uigestrekte grasvlakte, met bomen, struiken en plasjes. Met een sandwich in de hand speurden we de vlakte af. We zagen enkele reeën, en de eerste vogels: grauwe gans, wulpen, wilde eenden, buizerd, torenvalk, bonte kraai.
Insh Marshes |
Kerk Loch Insh |
Loch Insh - Op zoek naar de visarend |
We vervolgden onze weg door het bos, om beter zicht te kunnen krijgen op het visarendnest. We hoorden zwarte mezen (de Britse ondersoort, die een grijze buik heeft, i.p.v. beige), goudhaantjes, en een boomkruiper. Die laatste kregen we ook te zien, en het bleek een taigaboomkruiper, mijn eerste nieuwe soort van deze reis! De enige boomkruipersoort die hier voorkomt, aldus Jef. We hebben hem goed kunnen bekijken; hij heeft een veel wittere onderkant dan de 'onze'.
De visarend liet niet meer van zichzelf zien dan hij al had gedaan, dus we liepen weer terug richting bus. We zouden later deze week nog terugkomen hier voor een nieuwe poging. Nog even onderaan bij het meer gestaan, om naar de brilduikers op het water te kijken. Waarschijnlijk al mannetjes in eclipskleed, in het bruin. Terwijl we daar zo stonden, met de zon in ons gezicht, klonk boven ons vanaf de heuvel ineens doedelzakmuziek. Schotser kon het niet: aan een loch, heuvels op de achtergrond, en dan live die typische klanken van een doedelzak erbij; ik kreeg er een brok van in mijn keel.
Via Inverness reden we de Northern Highlands in. Het landschap veranderde van heuvelachtige landbouwgebieden in ruige bergen, waar zo op het eerste gezicht niets groeide behalve dichte naaldbossen. Schitterend; die ongereptheid was precies wat ik hoopte te gaan zien van Schotland.
Bij een volgende stop aan een loch kregen we onze eerste parelduiker in beeld. Erg ver weg, maar de kenmerkende witte vlek op zijn flank was goed te zien, en ook de witte 'parels' op zijn rug. Nieuwe soort nummer 2 voor mij!
Parelduiker |
Anneke voor het hotel |
We lieten ons ons eerste diner goed smaken, en namen alvast het programma van morgen door. We zouden in de omgeving blijven, in de hoop de steenarend te kunnen zien. Verder naar verschillende lochs voor diverse duikers.
Na de soortenlijst te hebben ingevuld voor vandaag, zochten we onze kamers weer op. Ik genoot van de prachtige zonsondergang (hoewel de zon amper ondergaat hier; het was om 12 uur nog licht). Anneke nam alvast een douche; na wat gemopper vanuit de badkamer dat het zo lang duurde, kon ze uiteindelijk toch onder warm water staan. Ik besloot direct naar bed te gaan, en me morgenochtend op te frissen.
Zondag 3 juni - Omgeving
Opfrissen werd het zeker! Het douchewater leek recht uit de bergen te komen, KOUD!!!! Wat ik ook probeerde met de thermostaat(?)-kraan, het water bleef ijzig koud. Na een kwartier het water te hebben laten lopen, besloot ik er toch maar onder te springen; ik moest me uiteindelijk toch wassen. BRRRRR! De onrustige nacht (die ik altijd heb de eerste vakantienacht) met weinig slaap was ik meteen vergeten. Klaarwakker was ik in elk geval.Bij het ontbijt was het koude water het gesprek van de dag. Gek genoeg hadden sommigen wél warm kunnen douchen, heet zelfs. Nou ja, nieuwe poging vanavond dan maar. Het zonnetje deed in elk geval goed haar best om me op te warmen.
Vanuit onze kamer hadden Anneke en ik al een groep brilduikers gespot op het meer, en ook een paartje middelste zaagbekken. Voordat we in het busje stapten zagen we verder bontbekplevieren, bonte strandlopers, scholeksters en een groenpootruiter. Ook een graspieper en een rouwkwikstaart lieten zich zien.
Op weg weer. Slechts een paar kilometer van het hotel stopten we bij een immense rotswand. Hier zou de steenarend vorig jaar gebroed hebben volgens Jef. We ontdekten het oude nest, maar van de voormalige bewoners geen spoor.
Nog een prachtig plekje was een riviertje dat zich een weg baande door het rotsachtige gebied. Flinke stenen in het water zorgden voor stroomversnellingen; ideaal voor waterspreeuw en grote gele kwikstaart. Kees zag een flits van de waterspreeuw; Anneke en ik konden een eindje verderop een glimp van de grote gele kwik opvangen. Ook een leuke ontdekking was die van 5 jonge goudhaantjes op een rijtje in een boom. Erg grappig om te zien hoe de kleinere ouder de jongen voerde.
Verder genoot ik van de wilde bloemen: stengelloze sleutelbloem, heidekartelblad en vleugeltjesbloem bloeiden volop.
Stengelloze sleutelbloem |
Vleugeltjesbloem |
Heidekartelblad |
Na een sanitaire stop bij het hotel, reden we de andere kant op. Jef stopte bij een zeearm, waar op het eilandje aan de overkant in de bomen de zeearend zou broeden. Twee al aanwezige vogelaars hadden nog geen beweging uit die richting waargenomen. We vermaakten ons prima, want in de verte op het water zaten zowel parelduikers als ijsduiker! (Die laatste heb ik helaas niet kunnen ontdekken, maar dat mocht de pret niet drukken.) Ze deden hun naam eer aan, want telkens als je ze in beeld dacht te hebben, doken ze weer onder. Maar ik heb ze toch vrij goed gezien. Ook weer een koppeltje middelste zaagbekken dobberde op de plas.
Ook hier volop bloemen: gaspeldoorn en brem kleurden de heuvels geel; verder ook heidekartelblad, wit vingerhoedskruid, thijm en gevlekte orchis. De orchis heb ik ook op de foto gezet, niet wetend dat we er nog honderden zouden zien tijdens de reis.
Toen we onze sandwiches en koffie ophadden vervolgden we onze weg door de hooglanden. Fantastisch vond ik het. Telkens als ik dacht dat het nu zou ophouden met bergen en water, verschenen er weer nieuwe om de bocht. De eindeloze ongereptheid gaf me een gevoel van vrijheid, en ook van herkenning: alsof ik hier thuishoorde.
Bij een volgende stop wandelden we een stuk. In een heel klein rommelhoekje waar wat visnetten lagen, stond ineens een prachtige roodpaarse orchis, tussen enkele plantjes vetblad. Iedereen wilde hem op de foto.
Mannetjesorchis |
Mannetjes en vrouwtje fotograferen mannetjesorchis |
Een van onze laatste stops vandaag was in Mellon Udrigle. We zagen er de eerste fraters in zomerkleed, schitterend!
Op het strand ontdekten we bontbekplevier, bonte strandlopers en een drieteenstrandloper in zomerkleed. Die zie je bij ons alleen in de winter langs de golven rennen in hun dan spierwitte verenpakje.
Drieteenstrandloper en bontbekplevier |
Bonte strandlopers |
Mellon Udrigle |
Hoewel de arenden het tot nu toe lieten afweten, was het een geweldige dag. We konden weer heel wat soorten aan onze lijsten toevoegen. Toen we bijna bij het hotel waren hebben we nog een hele tijd staan kijken naar een aantal dolfijnen die aan het vissen waren in Little Loch Broom. Ze zwommen snel, kwamen heel even boven, en doken onder water om een heel eind verderop weer boven te komen. Erg mooi om te zien.
Na gezellig te hebben gegeten, en wederom van de zonsondergang te hebben genoten, plofte ik moe maar voldaan in bed.
Zonsondergang vanuit hotelkamer |
Maandag 4 juni - Handa
Na een rit van twee uur kwamen we aan in Scourie, waar we met een bootje overgezet zouden worden naar het eiland. Gelukkig moest Anneke nog even terug naar de bus om haar handschoenen te pakken, want in ons enthousiasme waren we helemaal vergeten om de deuren dicht te doen! Ondanks de frisse wind leek het een zonovergoten dag te worden.
In paardrijzit en met kinderzwemvestjes aan (heel kleine opening; bij het uitdoen moest je uitkijken dat je oren niet afscheurden) zaten we achter elkaar op de boot. Na een kleine tien minuten varen kwamen we op een wit strandje aan, waar de loopplank werd uitgelegd.
Onze wandeling over Handa begon al spectaculair: grote jagers vlogen over onze hoofden als waren het 'stadsmeeuwen'. En plots was daar ook een kleine jager! Wat een schitterende vogel; alweer een nieuwe voor mij. En schijnbaar helemaal niet schuw. Hij gaf een vliegshowtje ten beste, om daarna vlakbij op de grond te landen. Ook zijn wederhelft zat in de buurt, waarschijnlijk op een nest.
Grote jager |
Kleine jager |
De witte uitwerpselen verraden waar de vogels broeden |
Zeekoeten op hun nestplaats, gezellig dicht bij elkaar |
Ik kon geen genoeg krijgen van het prachtige uitzicht op de kleurige kliffen (gele en groen-grijze korstmossen, roze Engels gras, geel roseroot) die schitterend afstaken tegen de azuurblauwe zee (Atlantische Oceaan).
We zagen zangvogels als veldleeuwerik, graspieper, oeverpieper, en tapuit. De laatste ook met jongen.
Op een drooggevallen rots in zee zagen we een hele groep grijze zeehonden. We hoorden ze ook 'zingen', een melancholiek geluid dat boven de wind en de zee uit te horen was.
En als klap op de vuurpijl weer een nieuwe soort erbij: op de terugreis met het bootje zwom een zwarte zeekoet heel dichtbij! Ik kon goed de witte vleugelvlekken zien, en ook even zijn rode poten. Het leek of hij die even naar achteren stak zodat ik ze kon zien.
Vol van alles wat we gezien hadden begonnen we aan de rit naar Grantown-on-Spey, waar we de rest van de dagen zouden overnachten. Nog zeker twee uur rijden; maar Jef zorgde dat we de moed erin hielden en liet weer wat Schotse liedjes horen; een speciaal tintje terwijl we daar door de hooglanden reden.
Het Ben Mhor hotel kwam wat minder gemoedelijk over dan dat in Dundonnell. De kamer was behangen met Engelse rozen, en het uitzicht was, voorzichtig uitgedrukt, een domper na wat we in de Highlands hadden: hier keken we op de muur van het aanliggende pand, met een plat dak ertussen. Toen we het raam openden om wat frisse lucht binnen te krijgen, kwamen de etensluchten ons tegemoet: blijkbaar kwam de afzuiging van de keuken ook op dit dak uit! De kamer was vooral klein. We moesten onze tassen stapelen om ook nog een paadje over te houden om te lopen. Maar ik klaag niet: we zouden er toch alleen maar zijn om te slapen, én er was een heerlijk warme stortdouche. Bovendien was het eten heerlijk en meer dan genoeg.
Fris gedoucht dook ik in bed, en mijmerend over wat we vandaag allemaal beleefd hadden
viel ik snel in slaap.
Alken |
Dinsdag 5 juni - Cairngorm Mountains
Omdat de weersverwachting voor de komende dagen een stuk minder zou zijn dan wat we tot nu toe hadden gehad, leek het Jef het beste om vandaag de bergen in te gaan. De verwachting voor vandaag was nog gunstig. Dus wederom om half acht aan het ontbijt (hoezo vakantie?), en om half negen startklaar bij de bus. De vogelsoorten die we hoopten te gaan zien waren Alpensneeuwhoen, Schots sneeuwhoen en Morinelplevier. Veel meer dan 5 soorten zouden het vandaag niet worden aldus Jef. Maar daar viel mee te leven als we die drie zouden zien, dacht ik.Het bergpad begon met 'vals plat'; het klom wel wat, maar was prima te doen. Al aan het begin hoorden we graspieper, en werd een tapuit gezien. Ook moesten we al opletten of we Schotse sneeuwhoenders zagen; die konden op de met heide begroeide hellingen zitten. Speuren naar uitstekende kopjes dus.
We passeerden een riviertje en staken een waterval over via grote zwerfkeien. Vanaf daar zou de klim wat steiler worden; maar we deden het rustig aan waardoor het voor iedereen goed vol te houden was. Ik liep vaak achteraan, achterom kijkend naar het indrukwekkende uitzicht, fotograferend en volop genietend van alles. Jef wees ons op alpiene planten als Zweedse kornoelje, wolfsklauw, alpenvrouwenmantel en alpenazalea. Die laatste een mini-uitvoering van wat wij in de tuin hebben staan; de blaadjes slechts enkele millimeters groot, maar duidelijk herkenbaar als azalea. Prachtig. Ook die moest natuurlijk vereeuwigd worden.
![]() |
Alpenazalea |
![]() |
Zweedse kornoelje |
Plots riep Kees: "daar gaat er een!!" Een alpensneeuwhoen vloog op, en landde wat verderop tussen de rotsen. Jaaah! Wat een schitterend beest! Een mannetje: prachtig bruin getekend van boven, en spierwit van onder, en een vuurrode 'kam' boven zijn ogen. Zijn partner zat er ook, geheel bruin, maar daarom niet minder mooi, schitterend gecamoufleerd tussen de stenen en de begroeiing. Geen wonder dat je ze zo makkelijk voorbij loopt! Eenmaal in het zicht lieten ze zich prachtig bewonderen en natuurlijk kwamen de camera's tevoorschijn. We waren toen op ongeveer 800 meter hoogte; vanaf die hoogte komt het alpensneeuwhoen voor.
Alpensneeuwhoen man |
Na deze geweldige onderbreking klommen we weer door. Nog steeds zonder jas; het was warm in de zon, en door het klimmen werd het er niet kouder op. Weer een stuk hoger, de nog licht besneeuwde toppen kwamen al dichtbij, stopten we om onze sandwiches op te eten. Zittend op een grote steen genoot ik van mijn boterham, maar vooral van het uitzicht, het aangename gezelschap van de anderen en van het feit dat ik hier mocht zijn en dit mee mocht maken. Ongelofelijk; ik kan niet in woorden uitdrukken hoe bijzonder deze dag was.
Hierna was het nog een klein stukje tot het plateau waar morinelplevieren konden zitten. Daar aangekomen speurden we de met een dik pakket korstmossen en dwergwilg begroeide vlakte af naar enige beweging, zonder resultaat. Wel hoorden we (op aanwijzing van Jef) een beflijster en sneeuwgorzen. De sneeuwgorzen verblijven nog een stuk hoger dan waar wij stonden.
Linda had ineens iets gezien. Ze legde ons uit waar precies: op een helling lagen wat besneeuwde plekken, en bij een van die plekjes zag ze een vogel. Door de kijker (heel ver weg) zag ik inderdaad een silhouetje, en herkende er een morinelplevier in. Ook de anderen zagen hem. Jef zette hem in de telescoop; gelukkig was ik een van de eersten die kon kijken, want ik kon nu duidelijk de kenmerken van de morinel zien: de dwarsband over de borst en de witte wenkbrauwstreep. De vogel was erg beweeglijk, en verdween herhaaldelijk van de sneeuw, waardoor hij niet te zien was tegen de begroeiing. We besloten erheen te klimmen. Maar de morinel had onze komst niet afgewacht: hoe we ook tuurden en keken, in geen velden of wegen (als die er waren) was hij meer te bekennen. Erg jammer, ik had hem graag van dichtbij gezien.
We begonnen aan onze afdaling; ook een vak apart. Waren de 'egale' paden het makkelijkst om te beklimmen, nu waren de overal aangebrachte stapstenen het fijnst om te belopen. Op de vlakke paden zonder stenen moet je je steeds tegenhouden. Maar ook dit was weer een uniek ervaring. Toen we al een heel eind naar beneden waren, er waren alweer heidevlaktes, liep ik als enige een heel eind achteraan. Ineens hoorde ik een geluid, een soort ratel, met daarachteraan een paar kreten die me deden denken aan het gesnater van een eend. Even twijfelde ik zelfs of het niet een eend was die ik had gehoord (belachelijk natuurlijk in de bergen). Ik vermoedde dat het een Schots sneeuwhoen moest zijn, en speurde de omgeving af. Ik hoorde de ratel nogmaals, maar kon niet lokaliseren waar het geluid precies vandaan kwam. Jammer genoeg geen vogel kunnen ontdekken. Mijn vermoeden bleek juist: thuis heb ik het geluid van Schots Sneeuwhoen beluisterd, en dat was precies wat ik gehoord heb. Gaaf!
Eenmaal terug beneden, bleek onze vogeldag nog niet ten einde. Na koffie en plaspauze reden we naar een bos, in de hoop daar kruisbekken te zien. Geen kruisbekken, maar des te meer midges. Mijn muggenolie hield ze een beetje op afstand. Toen ik een stukje doorliep richting een bosje, zag ik ineens iets roods zitten, een goudvink! Ook het vrouwtje zat er. Snel terug om de groep te halen. Bij terugkomst zag ik de vinken net opvliegen en verderop weer in wat dennetjes landen. Helaas niet terug kunnen vinden.
Hierna reed Jef nog naar een ander bos, waar hij hoopte de fluiter te horen. Ook die gaf niet thuis. Wel een prachtig bloeiende knollathyrus gezien.
Knollathyrus |
Nog even naar Loch Insh, naar het visarendnest. Gelukkig zagen we die nu wel prachtig, hij kwam aanvliegen met vis. Later ging hij in een dode boom zitten, zodat we hem op ons gemak konden bekijken.
Wat een schitterende dag wederom!
Woensdag 6 juni - Black Isle
We begonnen deze dag droog, ondanks de slechte voorspellingen. Daarom eerst het bos in, hopend een Auerhoen te spotten. Dennenbos, met als onderbegroeiing hei en (bos)bessenstruiken, dat is hun leefgebied. De kans er een te zien zou niet groot zijn, aldus Jef, omdat ze al aan het broeden waren. We speurden vanaf de paden tussen de bomen en lage begroeiing door, zoekend naar een kop of staart, of een minimale beweging die op de aanwezigheid van een vogel kon duiden. Ondanks het flinke formaat van de vogel (richting de grootte van een kalkoen), niets kunnen vinden. Wel hoorden we een kruisbek, en zagen die ook overvliegen. Ook volop zwarte mezen en sijsjes in de bomen.Daarna reden we verder naar de Black Isle, een schiereiland in de buurt van Inverness. Het doel was naar dolfijnen te kijken. Die komen erg dicht langs een punt van het schiereiland, Chanonry Point, doordat ze daar jagen op zalm die er door een versmalling in het water gestuwd wordt.
We waren niet de enige dolfijnenjagers, zo bleek bij aankomst. De smalle pier stond vol mensen met verrekijkers en camera's. Ingepakt in jas, regenbroek, muts, sjaal en handschoenen (aan het water is het altijd koud en windy) zocht ik een plaatsje tussen de andere mensen. Meteen al zagen we een rugvin boven het water uitkomen, en behoorlijk dichtbij! Tuimelaars. Helaas bleef het steeds bij even bovenkomen en weer onder water verdwijnen; geen spectaculaire sprongen. Maar we hebben er toch drie redelijk goed kunnen zien. Leuk waren ook de zeehonden die af en toe hun kop boven de golven uitstaken en de visdiefjes die sierlijk boven het water zweefden.
Inmiddels was het wat gaan motregenen. We reden naar een plek om te lunchen. Hier was een prachtige nieuwe kijkhut. Zo nieuw dat hij nog niet geopend was. Maar gelukkig was er een smalle, overdekte veranda waar we met z'n allen op een rijtje onze sandwiches en koffie konden nuttigen. En onderwijl kijken naar de vogels die op en tussen de plasjes zaten: Canadese ganzen (ook een kleine), bergeenden, en in de verte een groep wulpen. Een veldleeuwerik liet zich niet ontmoedigen door de regen en zong zijn hoogste lied. Kneutjes vlogen over, en ook een rouwkwikstaart scharrelde rond.
Het bleef bewolkt en soms stevig motregenen. We verbleven dan ook de rest van de middag veel in de bus. We passeerden Loch Indorb, waar we in de verte in het water langs de ruïne een paartje parelduikers met een jong zagen.
Het hoogtepunt van deze dag waren de eerste Schotse sneeuwhoenders van de reis. In een uitgestrekt heidegebied zagen we ineens een kopje boven de struiken uitsteken. In de remmen, snel de 'aangedampte' ramen schoonvegen, en daar zagen we zowel mannetje, in roodbruin prachtkleed met vuurrode kam boven de ogen, als vrouwtje, wat minder fel getekend maar net zo mooi. En alsof dat niet genoeg was, bleken er ook nog kuikens bij te lopen, snel geteld 6. Hoewel we in de bus bleven, leken ze het toch niet helemaal te vertrouwen en liepen verder om beschutting tussen de hei te zoeken. Maar schitterend kunnen zien, adembenemend mooi.
![]() |
Schots sneeuwhoen (links man, rechts vrouw) |
Ondanks de regen was dit weer een bijzondere dag.
Rond half 6 waren we terug in het hotel; even tijd voor onszelf tot 7 uur (diner). De man met de hamer, die me de hele dag al achtervolgde en geprobeerd had me neer te knuppelen, zag nu zijn kans schoon. Ik plofte op bed, en viel vrijwel meteen in slaap. De enerverende dagen op Handa en in de bergen eisten hun tol; kapot was ik. Na een uurtje slapen moesten we toch echt gaan eten. Helemaal brak zat ik aan tafel; ik had het liever overgeslagen, maar ja, eten moet je toch.
Na het eten nog even naar Springwatch kijken, was het plan. Maar hoe graag ik het ook wilde zien, mijn ogen werkten niet mee. Ik schrok wakker toen Anneke de deur van de badkamer opendeed toen ze zich had gedoucht. Halfslapend mijn pyjama aangetrokken, en terug in bed. Knock-out.
Donderdag 7 juni - Findhorn Valley
Volgens goede gewoonte zaten we weer fris en fruitig om half acht aan het ontbijt. Met een hartelijk "goedemorgen!" werden we begroet door de groep Nederlandse motorrijders die ook al een paar dagen in het hotel verbleven. Heel anders dan de veelal mannelijke Engelse of Schotse gasten, die slaperig voor zich uit zaten te kijken, wachtend op hun "full breakfast".
Jef was om half negen weer present, klaar om ons naar de steenarend te brengen. Grote kans dat we die vandaag eindelijk te zien zouden krijgen. We reden rechtstreeks richting de vallei, omdat er voor de middag weer regen voorspeld werd.
Bij een riviertje stopten we, omdat Jef wist dat er voorheen een nest van een waterspreeuw onder de brug was. Een snelle blik onder de brug leerde dat het nest er nog zat. Toen Anneke en ik er net naar stonden te kijken werden we door de anderen naar boven geroepen. Dit omdat de waterspreeuw met voer klaar zat, en niet naar het nest zou durven als wij er zo dichtbij stonden. Vanaf de brug konden we de waterspreeuw uitgebreid bekijken. Hij hipte van steen naar steen, zijn snavel vol insecten, en later zelfs een visje. Zijn roodbruine buik (bij de 'onze' is die grijs) was mooi te zien, evenals het witte, waterbeschermende vlies als hij met zijn ogen knipperde. In alle poses en van alle kanten werden hij en zijn partner gefotografeerd. Zo goed had ík hem in elk geval nooit gezien.
![]() |
Waterspreeuw |
Terwijl we ons daar stonden te vergapen aan het grote aantal herten, stopte er een auto achter ons. De inzittenden stapten uit om ook te kijken; we sloegen er verder geen acht op. Ik hoorde ze eerst Frans praten; even later hoorde ik een vrouw zeggen (met Vlaams accent): "dat zijn ook Nederlanders". Meteen daarna vroeg ze aan Willem wie onze gids was. Hilariteit onder de Belgen, toen ze hoorden dat het Jef Leestmans was: ze bleken uit hetzelfde dorpje te komen en hem te kennen! Wat is de wereld toch klein!
Na een praatje over en weer, en toen we genoeg gezien hadden reden we door. Een klein stukje slechts, want er was een roofvogel gezien in de lucht. Héél in de verte, en hoe leg je dan uit waar je hem precies ziet? De telescoop werd opgesteld, en er werd gekeken, gewezen, en uitgelegd aan de hand van vorm van bergen en kleur van wolken waar de vogel zich bevond. "Boven het horizontale stuk, in de grote witte wolk, steeds hoger...hij gaat nú het blauw in!" Toen ook nog bleek dat er meerder vogels zweefden, en we het niet over dezelfde hadden, besloot Jef een stuk dichterbij te rijden en de telescoop weer op te bergen. Toen hij net de telescoop ingeklapt had, zag ik een toch wel heel grote roofpiet boven het 'horizontale' deel van de bergen. Nog altijd heel veraf, maar na opnieuw een blik door de toeter te hebben geworpen had Jef toch het ernstige vermoeden dat het een steenarend was.
Instappen maar weer, want hij bleek ook te weten waar deze vogels zich meestal ophouden: de vallei waar we zouden gaan wandelen.
Kleine muggenorchis |
Rozenkransje |
Na een wederom prachtige rit tussen de bergen maakten we ons op voor onze wandeling. Het zou een lange wandeling en ook een klein stukje klimmen worden. Maar voordat we begonnen met lopen, wees Jef ons op een helling waar ook weer bijzondere planten stonden: onder andere kleine muggenorchis (nog in knop) en rozenkransje (uitgebloeid, maar later zouden we nog een bloeiend exemplaar treffen). Op de knieën op de vochtige grond om plaatjes te schieten; dit is toch wel een van de dingen die ik het liefst doe: met de neus over de grond op zoek naar planten, schitterend! Het eerste stuk van de wandeling ging door grasland, parallel aan een riviertje, waar visdiefjes en kokmeeuwen vlogen. De heuvels aan de rechterkant waren begroeid met verspreide groepjes loofbomen. Hogerop de heuvels lag het bezaaid met rotsblokken en stenen. Al van ver zei Jef een beflijster te horen zingen. Ik kende dit geluid nog niet, maar kon na een paar keer ook het eenvoudige wijsje van slechts vier dezelfde toontjes onderscheiden. Door de hoogte van de bergen verwaaide het geluid, en was moeilijk te lokaliseren waar hij precies zat. Ik zag door de kijker iets wat op het silhouet van een vogel leek, maar slechts een stipje. Ik keek door de telescoop om zekerheid te krijgen, en zag toevallig meteen een beflijster landen tussen de stenen. Op een andere plek dan waar ik dacht iets gezien te hebben. De anderen wisten hem uiteindelijk ook te vinden met de telescoop.
Een stukje verder hoorde ik een bekend geluidje boven de wind en het gepraat van de groep uit: een gekraagde roodstaart! Ik wees de rest erop, en door de goede ogen van Linda wisten we hem uiteindelijk te spotten, hoog in een boom.
De groep waaierde wat uiteen. Anneke, Toon, Linda en ik liepen achteraan, gezellig pratend. Ineens zag Anneke een vogel de vallei oversteken. Hij steeg op boven een berg. We zagen duidelijk lichte vlekken op de vleugels en een wat lichtere kop: Steenarend! We riepen naar de anderen, die vrijwel loodrecht omhoog moesten kijken. Ik weet niet of zij hem ook goed hebben gezien.
Jef leidde ons rechtsaf, een klimmend pad op dat rond de berg liep waarboven de steenarend gezweefd had. Langs het pad kleine vochtige greppeltjes, met talloze bloempjes: vetblad, stersteenbreek, tormentil, vleugeltjesbloem blauw en wit, teveel om op te noemen. Na een stukje klimmen, keken we in een kloof waar een waterval naar beneden kletterde, wat een plaatje!
Hier zochten we allemaal een plekje om onze sandwiches op te eten. Ieder even op zichzelf, met zijn eigen gedachten. Het werd, als vanzelf, stil; een bijzonder moment. Je zou er ook stil van worden; omringd door die immense bergen en overweldigende natuur. Ik kreeg heel sterk het gevoel dat dit was zoals alles bedoeld is, en voelde me intens gelukkig. Meer had ik niet nodig. Ik word weer emotioneel als ik terugdenk aan dat moment.
Vlakbij mijn voeten zag ik bloemetjes waar Jef al eerder op gewezen had: levendbarende duizendknoop. De zaadjes ervan kiemen al op de plant, en vallen op de grond om daar meteen verder te groeien, vandaar de naam. Slechts een lucifer groot, maar schitterend. Die moest ik natuurlijk ook nog even vastleggen op foto.
Levendbarende duizendknoop |
Tijd om aan de wandeling terug te beginnen. De steenarend liet zich helaas niet meer zien. Verder naar beneden konden we nog een beflijsterman heel goed bekijken; hij poseerde op een steen zodat iedereen hem kon fotograferen. In het gras bloeiden talloze zinkviooltjes. De meeste waren paarse variaties, maar ook enkele gele, zoals we die hier in Limburg kunnen zien.
We passerden weer het enige huis in de wijde omtrek, met bijbehorende jagershuisjes. De deuren en kozijnen geschilderd in een prachtige grijsblauwe kleur. Anneke had graag het verfnummer gehad, zodat ze de kleur thuis kon laten mengen. Helaas geen verfwinkel in de buurt... :-)
De dag was nog niet om, dus nog tijd om opnieuw te zoeken naar Schotse sneeuwhoenders. En die vonden we! Op diverse plekken zagen we kopjes boven de heide uitsteken, en konden we ze goed bekijken. Eentje zat dichtbij de weg; reden voor eerst Willem, en later ook Martin en Toon om uit de bus te gaan en er zo dicht mogelijk bij een foto van te maken. Een grappig gezicht: drie mannen met enorme camera's, en dan een klein vogelkopje boven de begroeiing uit, op een paar meter afstand.
![]() |
V.l.n.r. Willem, Toon, Martin, Schots sneeuwhoen |
Nog even een koffiestop op de hei, en tijd voor een groepsfoto.
Toen we dachten dat we de hoogtepunten hadden gehad vandaag, wachtte ons nog een enorme verrassing. Terwijl we door het heidegebied reden, zag ik ineens een grote zwarte vogel pontificaal op een open plekje tussen de hei staan. Ik wist onmiddelijk: een korhoen! Ik kende hem alleen uit mijn vogelgids, maar zijn postuur was onmiskenbaar. Ik riep dat Jef moest stoppen, en hij reed een stukje terug zodat iedereen kon zien wat ik zag. Ja hoor, echt een korhoen, -haan om precies te zijn. Geweldig, wat een kers op de taart!
De rit terug naar het hotel voerde nog door Carrbridge, met zijn kenmerkende stenen boogbrug. De bovenkant is eraf gesleten door het soms zo hoog staande water. Nog even uit de bus om er een foto van te maken.
Na een hazenslaapje namen we plaats aan onze inmiddels stamtafel in het restaurant. We namen de dag nog eens door, werkten de lijsten bij, en schreven allemaal een persoonlijk woordje in de kaart die ik voor Jef had gekocht. Linda en Toon zouden na het eten nog even bij de plaatselijke buurtsuper langsgaan om een fles whisky voor hem te kopen.
Tijd om te gaan slapen, en ons op te maken voor alweer de laatste dag.
Vrijdag 8 juni - Op verzoek
Deze laatste dag zouden we op zoek gaan naar soorten die we nog niet gezien hadden, of die we nog een keer wilden zien. Op onze verlanglijst stonden kruisbekken, Auerhoen en visarend. Jef voegde daar de kuifduiker nog aan toe, want hij wist een plek waar die broeden.We begonnen onze zoektocht (het was niet echt zoeken, want Jef wist precies waar hij moest zijn) bij een plas waar de kuifduiker broedde. Hoewel hij steeds onderdook, konden we de schitterend gekleurde vogel goed bekijken.
Kuifduiker |
Hierna reden we nogmaals naar Loch Insh, om Martin de kans te geven om dé foto van de visarend te schieten. We zagen de visarend, weer in dezelfde dode boom, een grote roze vis verorberend. Zijn wederhelft zat op het nest. Ook de brilduikers waren nog aanwezig. Aan het meer bloeide onder andere Europese trollius. En op de parkeerplaats zaten in de bomen enkele distelvinken (putters).
We hadden al afgesproken dat we vandaag zouden lunchen in een pub, in plaats van in het veld. In een heel gezellig hotel lieten we ons de diverse broodjes goed smaken (enkele bijgevoegde keiharde buns daargelaten). Hier boden we Jef ook ons bedankje voor de topweek aan, in de vorm van een fles whisky, een kaart en een dankwoord namens allen door Willem.
Op naar onze laatste bestemming, om nogmaals poging te doen om een auerhoen en kruisbekken te zien. We maakten een lange wandeling over de hei, waar opnieuw heidekartelblad, vleugeltjesbloem, walstro, tormentil, vetblad en lathyrus uitbundig bloeiden. Ook zagen we veelvuldig zonnedauw, veel groter dan in Nederland, prachtige planten. Door een hek kwamen we in een uitgestrekt naaldbos, dé plek voor het auerhoen. Helaas ook vandaag geen succes. Al een heel eind door het bos gelopen te hebben, hoorden we een kruisbek. Daarna twee, en uiteindelijk bleken we omsingeld door een groep van wel 50 kruisbekken! Hoog in de dennen vlogen ze van boom naar boom, etend van de zaden van de dennenappels. Ongelofelijk, zoveel had ik er nog nooit gezien. Schitterende vogels, van bruin (juvenielen), mosgroen (vrouwtjes) tot diep oranje en rood (mannetjes). Het viel niet mee om tussen de op en neer fladderende vogels een eventueel Schotse kruisbek te ontdekken. Je moet er namelijk de forsere snavel voor kunnen zien. Uiteindelijk leek Jef er toch een 'gevangen' te hebben op de foto.
Waarschijnlijk Schotse kruisbek |
We konden ons maar moeilijk losrukken van de prachtige vogels, maar het werd toch tijd om te gaan. We hadden nog een fikse wandeling terug naar de bus voor de boeg. Genietend van de prachtige natuur, en de kilometers achter ons latend, bereikten we uiteindelijk de bus. Later dan gepland maar met een voldaan gevoel reden we terug naar ons hotel. We spraken af om om half acht te eten. Jef ging eerst nog even tanken, en zou dan aansluiten bij het diner.
Toen we om half acht beneden kwamen, bleek er geen tafel voor ons gereserveerd in het restaurant. We konden wel een tafel hebben in de bar, waar we 's ochtends ook het ontbijt hadden. Terwijl we dat stonden te bespreken, kwam Jef binnen. Licht in paniek, want hij had per abuis benzine getankt in plaats van diesel. Hij had al rondgebeld, maar had niemand gevonden die hem kon helpen dit probleem op te lossen. Wij moesten de volgende ochtend om kwart over vier richting vliegveld, dus wat nu gedaan? Toen hij hoorde dat we geen tafel hadden (terwijl hij die 's ochtends wel toegezegd had gekregen) sloeg de paniek om in woede. De manager en de serveerster kregen de volle laag. Wij hadden ons er al bij neergelegd dat we in de bar zouden eten, en probeerden oplossingen aan te dragen voor het vervoersprobleem van morgenochtend. Jef wilde een taxi regelen, maar dat zou hem flink geld gaan kosten. Uiteindelijk zijn wij gaan eten, terwijl hij een en ander ging proberen te regelen. Jammer dat hij niet mee kon eten die laatste avond. Hij bleek naderhand toch een busje te hebben kunnen lenen van de firma waar hij voorheen werkte. Probleem opgelost. We konden naar bed, voor een korte nacht.
Zaterdag 9 juni - Vertrek
Tja, wat moet ik nog schrijven over de vertrekdag? Het was vroeg, heel vroeg. Om kwart over vier zaten we in de bus, stil, slaperig, en nog onder de indruk van de voorbijgevlogen week. We kwamen goed op tijd aan op Edinburgh Airport. Jef bracht ons tot in de vertrekhal, waar we na een vluchtig afscheid aansloten in de rij om onze bagage in te checken.Onwerkelijk, een cultuurshock bijna: van een week in de ongerepte Schotse natuur, plots weer in de gehaaste 'normale' wereld te staan. Het was echt voorbij.
Linda,Willem,Saskia,Kees,Toon,Megteld,Jef; zittend Martin en Anneke |
Rest mij nog een woord van dank: Linda, Toon, Megteld, Kees, Martin, Willem , voor de gezellige week. Anneke, dat we samen dit avontuur mochten beleven en ervan konden genieten. Pap en mam, voor het oppassen op Brammetje en pap voor het ons wegbrengen. En last but not least: Jef, voor alles wat je ons deze week met zoveel enthousiasme en passie hebt laten zien en met ons hebt willen delen. Onvergetelijk!
1 opmerking:
Je hebt lang naar deze reis uitgekeken. Ik was er niet bij, maar je verslag leest alsof het wel zo was. Wat een fantastische belevenis en zoveel vogel (en bloemen-)pracht!
Lekker nagenieten.
Lieve groet,
Caroline
Een reactie posten